(Sanskriet) Lett. Lied van de heer. Onderdeel van het klassieke hindoe -epos Mahab harata.
Het gedicht is feitelijk een dialoog tussen Krishna en prins Arjuna aan de vooravond van een grote strijd, die Arjuna eigenlijk niet wil aangaan omdat er onder zijn tegenstanders veel vrienden en familieleden zijn. Krishna weet Arjuna er toch van te overtuigen te vechten en geeft instructies over hoe hij spirituele wijsheid kan bereiken (door verschillende vormen van yoga) en een relatie tot God kan bewerkstelligen. Hindoes1 zien de Bhagavad gita als het boek waarin doel en wezen van het menselijk bestaan wordt behandeld.
De centrale filosofie ervan is het onzelfzuchtig handelen, waardoor het kwaad in de wereld kan worden bestreden. Het gedicht is een van de belangrijkste inspiratiebronnen voor de Hare Krishna-beweging.