Klole, kelole - afgang, debácle in het slang van toneelspelers en cabaretiers.
Anno 1992 is het woord in geen enkel handwoordenboek te vinden, wel in Resten van een taal. Woordenboekje van het Nederlands Jiddisch. Ook in Endt (BW). Het zou afkomstig zijn uit Hebr. keloloh = vloek, verwensing. Duidt dit misschien op een vorm van bijgeloof in toneelkringen? Alsof er een vloek hangt over een bepaalde voorstelling?
Vergelijk in die zin ook het Eng. break a leg of het Duitse Hals- und Beinbruch , for mules waarmee toneelspelers hun collegas goede moed of veel succes toewensen alvorens het podium te betreden. Het zou ongeluk brengen om iemand onomwonden succes toe te wensen. Daarom wenst men elkaar liever het tegenovergestelde toe. Bijgeloof dat wellicht ook in het gebruik van het woord klole meespeelt.
André [van Duin] heeft in Carré zijn grootste klole (artiestenjargon voor afgang) gehaald. - Han Peekel, 90 jaar Carré (1977)