Nederlands Logopedisch Lexicon

L.J.M. Bogaert (2007)

Gepubliceerd op 27-08-2021

Morfeem

betekenis & definitie

(o.), de kleinste betekenisdragende eenheid in de taal;

bind~, morfeem dat in een samenstelling als tussenklank optreedt tussen twee zelfstandige naamwoorden; b.v. de [s] in bestuursvergadering;

derivationeel ~, syn. afleidingsmorfeem; morfeem waarmee met behulp van een affix een nieuw woord afgeleid kan worden. Het nieuwe afgeleide woord kan tot een andere woordsoort behoren dan het woord waar het van afgeleid is; b.v. was wordt wasbaar;

flexie'-, syn. buigingsmorfeem; morfeem dat grammaticale noties als ‘tijd’, ‘getal’, ‘naamval’ en ‘geslacht’ representeert; b.v. de meervoudsvorming met [s] bij lopers;

gebonden morfeem dat niet los kan voorkomen, heeft alleen betekenis in gebonden vorm; b.v. de prefixen ge- en be- en de suffixen -heid en -baar;

nul~, een morfeem dat als aanwezig wordt verondersteld op grond van de betekenis van een woord, ofschoon dat morfeem niet terug te vinden is in de vorm; b.v. “weinig is nulmorfeem in “minder”.

vrij ~ morfeem dat geheel zelfstandig als woord kan voorkomen; b.v. schap, op

< >