Literatuur, Geschiedenis en Theorie

J.A. Dautzenberg (2009)

Gepubliceerd op 06-02-2017

Renaissance

betekenis & definitie

In Italië ontstond in de loop van de 14e eeuw - toen in de rest van Europa nog volledig de middeleeuw­se cultuur heerste - een nieuwe cultuurbeweging: de Renaissance (= wedergeboorte).

Het woord komt via het Frans van het Italiaanse 'rinascita', dat in 1550 voor het eerst werd gebruikt door de schrijver/schilder Giorgio Vasari. De machtige en rijke kooplieden van de Italiaanse 'stadstaten' - min of meer onafhankelijke politieke eenheden rond grote handelssteden als Florence, Milaan, Venetië en Genua - keken over de Middeleeuwen heen terug naar het glorierijke verleden: de Romeinse tijd, toen Italië de wereld overheerste, en de daaraan voorafgaande Griekse cultuur, zonder welke de Romeinse niet had kunnen ontstaan. Men streefde ernaar deze bloeiperio­de uit de geschiedenis, de Klassieke Oudheid (500 v.Chr.-500 n.Chr.), in de eigen tijd te doen herleven, tot een wedergeboorte ervan te komen.

Om dit te bereiken ging men zich verdiepen in de geschriften van de Grieken en de Romeinen. De eerste onderzoekers van de klassieke cultuur worden humanisten genoemd (van 'humanus', mense­lijk), omdat zij op grond van de klassieke teksten kwamen tot een nieuwe visie op de rol van de mens in de wereld. In de middeleeuwse opvatting waren de mens en zijn leven op aarde geheel ondergeschikt aan God en het bestaan in het hiernamaals. Alles was gericht op het goddelijke, de wereld was slechts een middel om het goddelijke te bereiken. De wetenschappen waren ondergeschikt aan de theologie, de leer over God en godsdienst. Maar in de visie van de humanisten waren de mens en de aarde even belangrijk als het goddelijke en het hiernamaals: de theocentrische opvatting veranderde in een antropocentrische (van het Griekse 'anthropos': mens).

Wat de mens presteerde, werd niet langer gezien als een gave die hem door God was geschonken, maar als iets dat uit hemzelf voortkwam. Grote kunstenaars en geleerden ging men beschou­wen als genieën in plaats van door God begenadigden.