De cultuurperiode van de Griekse en later de Romeinse beschaving, die een immense invloed heeft gehad op de Renaissance en daardoor op de hele westerse beschaving.
De Griekse literatuur begint in de 8e eeuw vóór Christus met Homerus (Grieks: Homèros), de schrijver van de beroemdste twee epen uit de hele westerse literatuur: Ilias (van ‘Ilion’, Troje) en Odyssee (Grieks: Odusseia; van ‘Odysseus’). Van Homerus weten we nagenoeg niets en het is onzeker of hij ooit heeft bestaan. Moderne geleerden zijn in ieder geval vrij uananiem van mening dat beide epen niet door dezelfde persoon geschreven kunnen zijn: daarvoor zijn de taal en de rol van de godenwereld te verschillend.
De bloei van de Griekse literatuur vond plaats in de 4e en 5e eeuw voor Christus. Te Athene
leefden toen de drie grootste toneelschrijvers en de drie grootste filosofen van Griekenland. De laatste zijn Socrates (469-399), Plato (Grieks: Platoon; 429-347) en Aristoteles (384-322). Socrates heeft zelf geen geschriften nagelaten; we kennen zijn opvattingen via zijn leerling Plato. Hij propageerde het zelfstandige nadenken en het niet zomaar geloven in wat algemeen aangenomen wordt. Vanwege zijn opvattingen werd hij ter dood veroordeeld: hij moest de gifbeker drinken. Plato leerde dat men moet proberen onder het oppervlak van de wereld te kijken. Dan blijkt dat de alledaagse wereld - onzeker, veranderlijk, onduidelijk - slechts een omhulsel is voor de diepere eeuwige en onveranderlijke werkelijkheid van de ‘Ideeën’ (zoals alle driehoeken slechts tijdelijke varianten zijn van de ‘idee’ driehoek).
Plato heeft veel geschreven en zijn invloed op de westerse geschiedenis is moeilijk te
overschatten. Hetzelfde geldt voor zijn leerling Aristoteles, die niet alleen een filosoof was maar ook een vrijwel universeel geleerde: hij schreef boeken over o.a. dierkunde, astronomie, politiek, moraal, poëzie en toneel. In de Middeleeuwen gold Aristoteles als de absolute autoriteit op vrijwel elk gebied: alles wat niet in overeenstemming was met zijn leer, werd bij voorbaat als onjuist beschouwd.