Literatuur, Geschiedenis en Theorie

J.A. Dautzenberg (2009)

Gepubliceerd op 08-02-2017

Pieter Langendijk

betekenis & definitie

Nederlands toneelschrijver (1683–1756). Langendijks voornaamste werk is de komedie Het wederzijds huwelijksbedrog (1714), waarin de spot wordt gedreven met ‘een gebrek dat al te veel bij onzen landsaard is ingekropen, namelijk kaal en groots te zijn, en het laatste door bedrog staande te houden’ (uit het voorwoord).

Het stuk gaat over de verarmde edelman Lodewijk van Kaalenhuizen en diens knecht, de verlopen soldaat Jan. In Utrecht doen zij zich respectievelijk voor als een schatrijke graaf en een baron. Lodewijk is verliefd op het meisje Charlotte Adelpoort, van wie hij denkt dat ze van rijke afkomst is; in feite houdt ze haar stand op door overal schulden te maken. Zij wil graag met de ‘rijke graaf’ trouwen en beiden bedenken allerlei listen om de schijn op te houden. Charlotte krijgt Lodewijk zover dat deze haar schaakt: op die manier hoeft haar moeder immers geen bruidsschat te betalen! Op het einde komt alles natuurlijk uit, maar zoals dat hoort in een komedie is er toch een happy end. Het wederzijds huwelijksbedrog is verreweg het beste neoclassicistische stuk uit de Nederlandse literatuur en het wordt – ondanks de moralistische aard – ook tegenwoordig nog wel opgevoerd: de taal ervan staat vrij dicht bij het huidige Nederlands en door het ontbreken van lange monologen – in die tijd gebruikelijk in toneelstukken – heeft het veel vaart.

Hiernaast schreef Langendijk nog diverse andere komedies en kluchten, zoals Don Quichot op de bruiloft van Kamacho (1711; geschreven in 1699), waarin Don Quichot verzeild raakt op een boerenbruiloft; Krelis Louwen of Alexander de Grote op het poëtenmaal (1715), over een onnozele boer die men wijsmaakt dat hij Alexander de Grote is; De wiskunstenaars of Het gevluchte juffertje (1715), een satire over een stel wiskundigen die menen dat ze grote geleerden zijn maar die in feite slechts wartaal uitslaan; en het onvoltooide Spiegel der vaderlandse kooplieden (1760), dat handelt over de tegenstelling tussen twee generaties kooplieden: de ouderen die met hard werken een bloeiend bedrijf opgebouwd hebben, en de jongeren die het geld erdoorheen hebben gejaagd en nu met allerlei kunstgrepen hun stand trachten op te houden. Deze tegenstelling tussen de oude (17e-eeuwse) en de jonge (18e-eeuwse) kooplieden zal nog vaker in de Nederlandse literatuur voorkomen, o.a. bij de 19e-eeuwse schrijver Potgieter. Langendijk geldt als de belangrijkste Nederlandse toneelschrijver tussen Bredero en Heijermans.

< >