Literatuur, Geschiedenis en Theorie

J.A. Dautzenberg (2009)

Gepubliceerd op 08-02-2017

C. Buddingh’

betekenis & definitie

Nederlands dichter en prozaschrijver (Dordrecht 7.8.1918 – Dordrecht 24.11.1985). Studeerde Engels in Den Haag (1935-38) en verbleef 1942-‘43 en 1947-‘49 in een sanatorium wegens tbc.

Literair medewerker van o.a. NRC, Het Parool, Algemeen Dagblad en De Groene Amsterdammer; redacteur van Gard Sivik 1959-‘64. Docent aan het Instituut voor Vertaalkunde van de Universiteit van Amsterdam. Stelde ook allerlei bloemlezingen samen en vertaalde veel uit het Engels. Over zijn naam zei hij: ‘Mensen die zich mijn gedichten niet herinneren, herinneren zich in ieder geval de apostrof achter mijn naam.’ Pseudoniem: Jean de Boisson, Corobalt Blomhert. Buddingh’s poëzie heeft allerlei invloeden ondergaan en kan bij diverse stromingen worden ingedeeld. Aanvankelijk schreef hij tamelijk traditionele romantische poëzie (Het geïrriteerde lied, 1941; Twintig sonnetten, 1945) en surrealistische gedichten (De laarzen der Mohikanen, 1944).

Uit deze vroege periode stammen ook de oudste nonsensgedichten, die in 1953 verzameld werden als Gorgelrijmen. Daarin worden merkwaardige dieren beschreven als de bozbezbozzel, de domoorworm, de goudopsneevink, de lariekoekoek en de wasseneushoorn. Aan het einde van zijn leven schreef Buddingh’ opnieuw zulke gedichten (Nieuwe gorgelrijmen, 1985) over o.a. het solemiomusje, het luiaardvarken, de slurfparkiet, de olibrie en de door niemand ooit waargenomen ‘evel en zijn ech’. Verreweg het beroemdste gorgelrijm is “De blauwbilgorgel”.

< >