Literatuur, Geschiedenis en Theorie

J.A. Dautzenberg (2009)

Gepubliceerd op 06-02-2017

boekverbrandingen

betekenis & definitie

Tijdens het nazi-bewind in Duitsland hadden de antifascistische schrijvers het zeer moeilijk. In Berlijn werd in 1933 een beruchte boekverbranding door de S.A. en de Hitlerjugend gehouden, waarbij werken van vrijwel alle grote Duitse schrijvers van de 20e eeuw tijdens een soort rituele plechtigheid op een brandstapel werden geworpen.

De ‘plechtigheid’ stond onder leiding van Goebbels, de minister van propaganda. Een van de schrijvers wier werk werd verbrand, Erich Kästner, was er zelf bij en noteerde in zijn dagboek hoe de aanwezigen luisterden naar en gehoorzaamden aan ‘de vette tiraden van de kleine doortrapte leugenaar’. Al snel gebeurde hetzelfde in tal van andere steden: ‘gelijkgeschakelde vertoningen, geestdriftig beschreven in gelijkgeschakelde plaatselijke kranten’ (P.J. Bouman).

Talloze Duitse schrijvers weken uit naar het buitenland (Thomas en Heinrich Mann, Bertold Brecht, Kurt Schwitters, Richard Huelsenbeck, Alfred Döblin), anderen bleven achter maar konden niet meer publiceren (de zgn. ‘innere Emigration’: Erich Kästner, Ernst Wiechert), sommigen verdwenen in de concentratiekampen (Carl van Ossietzky), een aantal collaboreerde, bijna allemaal figuren van de tweede rang. (Al veel eerder, in de 19e eeuw, had de Duitse dichter Heinrich Heine geschreven, dat men begint met het verbranden van boeken en eindigt met het verbranden van mensen.)