Gepubliceerd op 13-06-2017

Weimar-republiek

betekenis & definitie

De benaming voor de Duitse republiek, die van 1919-33 heeft bestaan.

De republiek werd tijdens de novemberrevolutie van 1918 op 9 november door de socialist Philipp Scheidemann uitgeroepen. Nog voor er verkiezingen voor een Nationale Vergadering konden worden gehouden, probeerde de communistische Spartakusbond in januari 1919 de republiek omver te werpen. Met het oog op de gespannen situatie in de hoofdstad Berlijn besloot men de Nationale Vergadering in het afgelegen Weimar bijeen te roepen.

In Weimar stelden de afgevaardigden een grondwet op, die op 11 augustus 1919 werd aangenomen. Hoewel de Sozialdemokratische Partei Deutschlands (SPD) bij de verkiezingen geen absolute meerderheid had behaald, was ze als grootste partij wel in staat haar stempel op de nieuwe grondwet te drukken. Aan het hoofd van de staat kwam een door het volk gekozen president, die in normale tijden geringe bevoegdheden had. Artikel 48 van de grondwet gaf hem echter het recht in geval van gevaar voor de staatsveiligheid noodverordeningen af te kondigen en daarmee het parlement buitenspel te zetten. De president benoemde de rijkskanselier, de minister-president. De regering was verantwoording schuldig aan de Rijksdag, die op grond van algemeen kiesrecht en volgens het systeem van evenredige vertegenwoordiging werd gekozen.



Deze grondwet maakte de Weimar-republiek tot een van de modernste democratieën uit het interbellum. In de praktijk bleek de Duitse democratie echter niet levensvatbaar. Voor het falen van de republiek is een reeks oorzaken aan te wijzen. Een belangrijke oorzaak is dat grote groepen Duitsers om uiteenlopende redenen afwijzend tegenover de republiek stonden. Met name onder de middengroepen, de grootgrondbezitters en de industriëlen dachten velen met heimwee aan de keizertijd terug. Daarnaast was er veel verzet tegen de voor Duitsland ongunstige bepalingen van het Verdrag van Versailles en met name tegen de herstelbetalingen die aan Duitsland waren opgelegd. De onvrede hierover zorgde ervoor, dat grote delen van de bevolking zich aangetrokken voelden tot extreme partijen. De republiek werd vanaf het begin dan ook bedreigd door extreem-links en -rechts. De regeringen waren onvoldoende in staat deze dreiging af te weren. Daarnaast was de samenwerking tussen de verschillende regeringscoalities zó slecht, dat de meeste kabinetten geen lang leven waren beschoren. In de dertien jaar die de republiek bestond werden twintig kabinetten gevormd, wat het vertrouwen van de kiezers in het functioneren van de democratie bepaald niet vergrootte. Het democratische systeem evolueerde geleidelijk naar een presidentieel sys-teem, waarin steeds meer met behulp van noodverordeningen werd geregeerd. De Weimar-republiek kreeg de genadeklap toegediend door de economische wereldcrisis, die in Duitsland in 1932 voor ruim zes miljoen werklozen zorgde. Het nationaal-socialisme profiteerde optimaal van de economische en sociale ellende.

Hoewel de Weimar-republiek nooit formeel is opgeheven, wordt 30 januari 1933, de dag waarop Hitler tot rijkskanselier werd benoemd, meestal als einddatum gezien. Hitler stelde in de daaropvolgende maanden, met name door de machtigingswet van 24 maart 1933, de grondwet buiten werking.