Gepubliceerd op 13-06-2017

Watergate-affaire (1972-75)

betekenis & definitie

Politiek schandaal in de Verenigde Staten, dat tot het aftreden van president Richard Nixon leidde.

De Watergate-affaire begon op vrijdag 17 juni 1972, toen vijf inbrekers werden aangehouden in het Watergate-flatgebouw in Washington, het hoofdkwartier van de Democratische partij tijdens de campagne voor de presidentsverkiezingen van dat jaar. De inbrekers bleken in opdracht van Republikeinen afluisterapparatuur te moeten aanbrengen, waardoor de verkiezingsstrategie van de Democraten exact zou kunnen worden gevolgd.

Mede dank zij intensief onderzoek van Bob Woodward en Carl Bernstein, journalisten van The Washington Post, bleek dat diverse naaste medewerkers van president Nixon bij deze en andere illegale acties waren betrokken. De president zelf ontkende elke betrokkenheid. Verschillende medewerkers van het Witte Huis werden in staat van beschuldiging gesteld. Daarna richtte de aandacht zich op de rol van de president. Hij werd door het Hooggerechtshof gedwongen geluidsbanden van besprekingen in het Witte Huis te overhandigen aan de commissie van de Senaat die het onderzoek verrichtte. Uit die geluidsbanden bleek overduidelijk, dat Nixon op de hoogte was van pogingen de inbraak in de doofpot te stoppen.

Op 9 augustus 1974 trad president Nixon af. Daarmee voorkwam hij impeachment, afzetting van de president door het Congres. Zijn opvolger vice-president Gerald Ford verleende de oud-president gratie. Dat gold niet voor zijn medewerkers, van wie een aantal werd veroordeeld.

Bob Woodward en Carl Bernstein publiceerden in 1974 All the president's men, dat later werd verfilmd.