Britse schrijver van Indiase afkomst, die zich in 1988 met zijn roman The satanic verses (De duivelsverzen) de onverzoenlijke haat van islamitische fundamentalisten op de hals haalde.
Salman Rushdie werd in het Indiase Bombay geboren. Hij studeerde geschiedenis in Cambridge; daarna was hij enige jaren toneelspeler, en vervolgens reclametekstschrijver. Zijn eerste roman Grimus (1975) bleef vrijwel onopgemerkt. In 1981 kreeg Rushdie voor Midnight's children (1980) de Booker-prijs. In deze surrealistische roman schetst de schrijver een pessimistisch beeld van de Indiase geschiedenis van 1910 tot het India van Indira Gandhi, gezien door de ogen van een in de nacht van de onafhankelijkheid (15 augustus 1947) geboren kind. In Shame (1983) beschrijft Rushdie menselijke lotgevallen in het Pakistan van Bhutto en Zia ul-Haq.
The satanic verses werd onmiddellijk na het verschijnen ervan in 1988 in een aantal landen, onder andere India, Egypte, Pakistan en Indonesië, verboden. Het is een ingewikkeld verhaal, waarin Rushdie lijkt te willen aangeven dat goed en kwaad, engel en duivel onderling verwisselbaar zijn. De titel van de roman duidt op de veronderstelling dat de duivel bepaalde passages in de koran zou hebben ingegeven. Vooral deze stelling, en een bordeelscène waarin prostituées namen dragen van vrouwen van de profeet Mohammed, leidden onder islamieten tot grote verontwaardiging. In het Britse Bradford werd op 14 januari 1989 door islamieten een openbare boekverbranding van The satanic verses georganiseerd. Op 14 februari van dat jaar verklaarde de geestelijke leider van Iran, ayatollah Khomeini, dat Rushdie de doodstraf verdiende; hij stelde een prijs van één miljoen dollar beschikbaar voor degene die de schrijver wist te vermoorden. Deze verklaring is een fatwah, een religieus doodvonnis. Rushdie is sindsdien ondergedoken. Naar aanleiding van de uitspraken van Khomeini trokken de landen van de Europese Gemeenschap hun ambassadeurs uit Teheran terug. Groot-Brittannië verbrak op 7 maart 1989 de betrekkingen met Iran, nadat het land niet had willen toegeven aan een Iraans ultimatum het boek te verbieden. De secretaris-generaal van de Verenigde Naties Javier Pérez de Cuéllar en de minister van Buitenlandse Zaken van de Sovjetunie Edoeard Sjevardnadze probeerden de Iraanse leider tevergeefs tot een herziening van het doodvonnis te brengen.
De affaire rond Salman Rushdie leidde over de hele wereld tot grote onrust. In Europese steden demonstreerden duizenden islamieten tegen de roman en soms ook vóór de dood van Rushdie; er vonden brandstichtingen en bomaanslagen bij boekhandels plaats en in India en Pakistan vielen doden bij botsingen. In 1991 werd de Japanse vertaler van de roman vermoord. In 1990 probeerde Rushdie zich te verdedigen in het pamflet In good faith, waarin hij zijn beweegreden voor de roman uiteenzette; het pamflet maakte echter weinig indruk op zijn tegenstanders.