Gepubliceerd op 13-06-2017

Albanië

betekenis & definitie

Een staat in het westen van de Balkan, onafhankelijk sinds 28 november 1912.

Albanië werd vanaf de vijftiende eeuw overheerst door de Turken. Vlak voor het uitbreken van de Balkanoorlogen in oktober 1912 verkreeg het van het Osmaanse (Turkse) autonomie. Op 28 november 1912 riep Albanië de onafhankelijkheid uit, gesteund door Oostenrijk-Hongarije en Italië, die hiermee de expansie van Servië wilden tegenhouden. Servië bezette Albanië korte tijd, maar werd door Oostenrijk gedwongen zich terug te trekken. Op 29 juli 1913 werd Albanië een soeverein vorstendom onder de Duitse prins Wilhelm von Wied. De onderlinge tegenstellingen en chaos in het land waren echter zo groot, dat de vorst in september 1914 het land verliet, dat in wanorde achterbleef.

Tijdens de Eerste Wereldoorlog werd Albanië door legers van verschillende landen bezet, onder andere Italië en Frankrijk. In 1920 trokken de Italiaanse en Franse bezetters zich terug. In 1921 volgden de Joegoslaven, waarna de Albanese onafhankelijkheid opnieuw door de mogendheden werd erkend. In januari 1925 werd de republiek uitgeroepen met Achmed Zogoe als president. Hij nam op 1 september 1928 de titel van koning aan onder de naam Zog. De koning zocht weliswaar aansluiting bij Italië, maar verzette zich tegen de Italiaanse pogingen de soevereiniteit over Albanië in handen te krijgen. Op 7 april 1939 vielen de Italianen het land binnen, waarna koning Zog vluchtte.

In de Tweede Wereldoorlog was Albanië de speelbal van Italië en Duitsland bij hun acties op de Balkan. Na de Italiaanse capitulatie op 8 september 1943 namen de Duitsers de macht over. Er ontstond een verzetsbeweging van communistische partizanen onder leiding van Enver Hoxha, die in de herfst van 1944 het land bevrijdde. Op 11 januari 1946 werd de Volksrepubliek Albanië uitgeroepen. Hoxha bepaalde als partijleider meer dan veertig jaar de koers van het land.

Aanvankelijk was Albanië een satellietstaat van Joegoslavië. Na de breuk tussen Joegoslavië en het Oostblok in 1948 ging Albanië zich op de Sovjetunie oriënteren. Hoxha maakte van Albanië een zeer autoritair geregeerde staat naar streng stalinistisch model. De destalinisatie van Nikita Chroesjtsjov werd in Albanië niet nagevolgd. In 1961, na de breuk tussen de Sovjetunie en de Volksrepubliek China, koos Hoxha de kant van China en verbrak hij de betrekkingen met Moskou. Albanië raakte volkomen geïsoleerd op de Balkan. In de jaren zeventig verbeterden de betrekkingen met West-Europa iets, maar Hoxha bleef een isolationistische politiek voeren. In 1977, na de dood van de Chinese leider Mao Zedong, leidden ideologische tegenstellingen tot een breuk met China, waardoor het isolement van Albanië compleet werd.

Op 11 april 1985 stierf Hoxha. Hij werd opgevolgd door Ramiz Alia, die gematigde hervormingen aankondigde. Echte veranderingen bleven echter uit. De revolutie van 1989 in Oost-Europa beïnvloedde ook Albanië. Er vonden grote demonstraties voor democratische hervormingen plaats. Eind 1990 gaf de regering aan de oppositie toe en kondigde ingrijpende hervormingen aan. In Albanië werden meerdere politieke partijen toegestaan, er kwam grotere economische vrijheid, terwijl de godsdiensten, die in 1967 bij wet waren afgeschaft, weer uitgeoefend mochten worden. Bovendien werd Albanië in juni 1991 lid van de CVSE, de Europese veiligheidsconferentie.

Ondanks de hervormingen bleef de situatie zorgelijk. Albanië behoorde tot de armste landen van Europa. De bevolking was ontevreden door het uitblijven van meer welvaart. In 1991 trachtten duizenden Albanezen naar Italië te vluchten, wat tot chaotische taferelen leidde, zowel in Albanië als in Italië. In maart 1992 won de Democratische Partij de verkiezingen. Op 3 april trad Alia als president af. De Volksvergadering koos Sali Berisha, de leider van de Democratische Partij, tot president. In september werd Alia gevangengezet op beschuldiging van machtsmisbruik en schending van de burgerrechten. Een gerechtshof in Tirana veroordeelde hem op 2 juli 1994 tot negen jaar gevangenisstraf. In september werd het vonnis in hoger beroep verlaagd naar acht jaar gevangenisstraf.