Uitingen van zogenaamde ”kindgedragingen“ en komen voort vanuit de opgeslagen ervaringen van gevoelens, die men in de eerste levensfase (= 0 – 6 jaar) heeft ervaren.
Kenmerken van kindgedragingen zijn:
Angst - woede - teleurstelling - eenzaamheid - onzekerheid - faalangst - egoïsme - speels - gemeen - liegen - jengelen - agressief en dergelijk
Kind(erlijk) gedrag wordt in een tweetal hoofdgroepen ingedeeld, te weten:
1. Uitingen van het “natuurlijk kind-ik“ type
Speelt, luiert, heeft plezier, huilt, lacht, schreeuwt en ontdekt. Bekommert zich niet om anderen, gedraagt zich spontaan, danst, heeft een egoïstische instelling en is ongeremd. Kenmerkende opmerkingen: ‘te gek‘, ‘te maf‘ en dergelijke.
2. Uitingen van het “aangepast kind-ik“ type
Gehoorzaamt, voelen zich vaak schuldig, zijn onzeker, kruipen in hun schulp, zijn (te) beleefd, twijfelen veel, zijn bang om iets uit te voeren, hebben (vaak) geen eigen mening, zijn niet actief, tonen geen initiatief en richten zich hoofdzakelijk naar anderen.
