(Afkomstig uit het Frans, garder = bewaken) Oorspronkelijk de benaming van een afdeling krijgslieden die werd uitverkoren om dienst te doen ter persoonlijke bescherming van de vorst (de koninklijke garde). Geleidelijk ontwikkelde de garde zich tot een keurkorps waaraan de moeilijkste opdrachten werden verstrekt.
Koning Willem I nam in 1829 de beslissing om een afdeling Grenadiers en twee bataljons Jagers op te richten. Beide regimenten vervulden steeds een gardetaak. Deze elitetroepen moesten dienen ‘onder het oog des Konings’, hetgeen inhield dat zij werden betrokken bij belangrijke gebeurtenissen in het Koninklijk Huis. In geschriften werd de term ‘garde’ gebruikt maar deze was nooit officieel goedgekeurd. Bij de regimenten leefde een sterk verlangen naar die erkenning en naar ceremoniële uniformen. Beide wensen gingen in 1948 in vervulling.Naast de Grenadiers en Jagers kregen de Fuseliers Prinses Irene dat jaar de titel Garderegiment.
Zie ook Prinses Irene Brigade.
