De voornamelijk uit economisch geografisch oogpunt onderscheiden dichtbevolkte streek ter weerszijden van het laagland stroompje de Zaan. Toen de venige gebieden van Noord Holland later in de Middeleeuwen grotendeels aan de Zuiderzee en zich uitbreidende meren prijs moesten worden gegeven, werd de Zaan een verbinding tussen het Starmeer in het noorden en IJ in het zuiden. Ter weerszijden daarvan werd de Zaanstreek in de Hoge Middeleeuwen in een polderlandschap met een natte repen verkaveling getransformeerd. Intussen werd de Zaan vanuit het Starmeer en IJ echter gaandeweg verbreed. Om deze ongewenste ontwikkeling tegen te gaan is de Zaan daarom in 1314 van het buitenwater afgesloten. Dit gebeurde bij het begin van de sterk verbrede gedeelten. Het noordelijke verwijde deel van de Zaan werd later drooggelegd. Nadien zou trouwens ook het eigenlijke Starnmeer in diepgelegen polderland worden getransformeerd. In het zuiden wordt het deel van de Zaan buiten de afsluiting Voorzaan genoemd.
Het overgebleven deel van de Zaan is een overwegend vrij bochtige laaglandstroom van nogal wisselende breedte. Van de bochten valt vooral de meanderachtige bij Wormerveer op. Verder naar het zuiden vertoont de Zaan een slingerende loop van enkele kilometers. Aan de zuidkant beschrijft de Voorzaan een enkele grote bocht.
Pas na afsluiting van de Zaan in 1314 zou de streek goed bewoonbaar worden. Handel, scheepvaart en daarop geënte industrie waren er al vroeg zeer belangrijk. In 1876 bood de openstelling van het Noordzeekanaal nieuwe perspectieven.
Op 1 januari 1974 fuseerden zeven gemeenten van de streek tot een bestuurlijke eenheid, die Zaanstad werd genoemd. Oostzaan bleef echter zelfstandig. Het oppervlak van deze gemeente bedraagt nog geen 17km2•