Lexicon Nederland en België

Liek Mulder (1994)

Gepubliceerd op 02-08-2017

Commissaris-generaal

betekenis & definitie

Commissaris-generaal, Nederlands koloniaal bestuursambtenaar met bijzondere volmachten in Nederlands-Indië, meestal in een commissie van twee of drie commissarissen. De commissaris-generaal werd aangesteld om bijzonder kritieke en moeilijke incidentele opdrachten te vervullen en stond daarom boven de Indische regering.

Reeds de voc zond enkele commissarissen-generaal naar Indië, zoals S.C. → Nederburgh en S.H. Frijkenius die van 1793-1799 in Indië hervormingen en bezuinigingen in de administratie moesten aanbrengen. Het meest bekend zijn de commissarissen-generaal van 1814 (→ Elout, baron Van der → Capellen en → Buyskes), van 1825 (burggraaf Du → Bus de Ghisignies) en van 1827-1828 (graaf Van den → Bosch). Het Regeringsreglement van 1855 schreef in artikel 1 voor dat de regering over Nederlands-Indië werd uitgeoefend door een → gouverneur-generaal, die als vertegenwoordiger van de Koning door ieder in Indië gehoorzaamd moest worden. Daardoor verdween het instituut van commissaris-generaal. Pas bij kb van 10.9.1946 werd de functie van commissaris-generaal opnieuw ingesteld, zij het met wijzigingen. De luitenant-gouverneur (-generaal) in Batavia werd in dagelijks contact gebracht met Nederland via een commissaris-generaal (→ Schermerhorn, De Boer en Van Poll), die besprekingen moesten voeren met de leiders van de Indonesische onafhankelijkheidsbeweging. De → ministeriële verantwoordelijkheid van de minister van Overzeese Gebiedsdelen, alsmede die van de overige ministers, bleef echter intact.