Lexicon Nederland en België

Liek Mulder (1994)

Gepubliceerd op 02-08-2017

Bosse

betekenis & definitie

Bosse, Peter Philip van, Nederlands liberaal politicus, *16.12.1809 Amsterdam, +21.2.1879 's-Gravenhage. Van Bosse studeerde rechten en vestigde zich na zijn promotie (1833) als fabrikant in Weesp.

Hij werd later advocaat in Amsterdam (1845), referendaris op het ministerie van Financiën en in 1848 minister van Financiën, een functie die hij ook tijdens het eerste ministerie-Thorbecke (1849-1853) bleef bekleden. In 1850 bracht hij de scheepvaartwetten tot stand, die de grondslag voor de vrijhandel legden, benevens de Muntwet en de Postwet. In 1854 werden drie voorstellen van hem tegen knevelarij in Indië verworpen. Van Bosse was opnieuw minister van Financiën in drie ministeries: Rochussen-Bosse (1858-1860), Fransen van de Putte (1866) en Van Bosse-Fock (1868-1871). Daarna was hij nog minister van Koloniën in twee ministeries: het derde ministerie-Thorbecke (1871-1872) en het ministerie-Kappeyne van de Coppello (1877-1879). In 1865 raadpleegde keizer Frans Jozef hem over een hervorming van de financiën in Oostenrijk.