Lexicon Nederland en België

Liek Mulder (1994)

Gepubliceerd op 02-08-2017

Belgisch-Kongo

betekenis & definitie

Belgisch-Kongo, kolonie van koning Leopold II (1885-1908) en later kolonie van België (1908-1960); thans Zaïre, een republiek in equatoriaal Afrika.

de onafhankelijke koninkrijken (14e-19e eeuw). Door de Portugees Diego Cam kwam Kongo in de belangstelling van Europeanen.

Cam ontdekte tijdens een reis langs de Afrikaanse westkust in de jaren 1482-1484 de monding van de Kongorivier en maakte daar kennis met het koninkrijk van het Bantuvolk Kongo. Onder Portugese invloed ontwikkelde dit gebied zich tot een in brede lagen van de bevolking christelijke gemeenschap. Meer centraal gelegen, in Kasai, bevond zich het rijk van de Kuba. Tussen Kwango en Lubilash lag het rijk van de Lunda. Het Lubarijk in Katanga vormde meer een conglomeraat dan een hechte bestuurlijke eenheid. De Nianwezi uit het huidige Tanzania ten slotte, stichtten onder leiding van Msiri in de 19e eeuw een rijk in Zuid-Katanga.

de koloniale periode (1885-1960). De Kongo als privé-kolonie van de Belgische koning Leopold II (1885-1908). In de 19e eeuw verbond een reeks ontdekkingsreizigers zijn naam met Kongo, onder wie Tuckey, Magyar, Miani, Pogge, Cameron, Stanley en Brazza. De Belgische koloniale expansie werd in gang gezet door koning Leopold II (1865-1909) die voor zijn dichtbevolkte industrieland afzetgebieden wilde bemachtigen. De Aardrijkskundige Conferentie in Brussel (1876) leidde tot de stichting van de Association Internationale Africaine, die ontdekkingsreizigers naar Afrika ging sturen. Voor de penetratie in de gebieden langs de rivier de Kongo richtte Leopold II een aandelenmaatschappij op: het Comité d'Etudes du Haut-Congo (1878). In 1882 werd dit Comité omgezet in de Association Internationale du Congo, die de soevereiniteit over de nieuwe gebieden moest verwerven. Portugal pretendeerde echter dat de noordgrens van zijn kolonie Angola volgens vijf graden zuiderbreedte liep, dat wil zeggen voorbij de monding van de Kongo. Engeland erkende Portugals rechten, maar Frankrijk koos de zijde van België. Bismarck steunde Frankrijk om daarmee de aandacht van Duitsland af te leiden. Zo kwam het tot de → Kongo-conferentie (Berlijn, 1884-1885), die tot resultaat had dat Leopold II soeverein werd van de onafhankelijke Kongostaat, verbonden in een personele unie met België. De begintijd van deze koloniale staat werd gekenmerkt door uitbuiting en wreedheden jegens de Afrikaanse bevolking. De positie van de inboorling, ooit eigenaar van produkten van eigen bodem (vooral rubber), werd teruggebracht tot weinig meer dan die van slaaf. Aanvankelijk droeg Leopold II de geldelijke last van het onderhoud van de Kongo grotendeels zelf. Op 3.7.1890 kwam de Belgische staat te hulp, in de vorm van een lening van 25 miljoen franken; als tegenprestatie kreeg de staat het recht in 1901 Kongo te annexeren. In 1891 werd de Compagnie du Katanga gesticht, die het ertsrijke gebied van Katanga verwierf. Op 29.7.1895 werd Kongo nog een lening van 6,85 miljoen franken toegekend. De exploitatie van rubber en ivoor gaf particulieren echter zeer snel een hoog rendement. Eén rubbermaatschappij verdiende bijvoorbeeld in vijf jaar vijftien maal het aandelenkapitaal, zodat in 1901 een aandeel van die maatschappij van nominaal vijfhonderd franken op de beurs voor 27 500 franken stond genoteerd. De misstanden van het koloniaal bestuur kwamen naar buiten door het Engelse Casementrapport (1903) en door de boeken van E.D. → Morel (King Leopold's rule in Africa en Red Rubber, 1904). Morel stichtte tevens de Congo Reform Campaign. In 1906 werden de gruwelen in de Kongo tijdens een parlementair debat naar aanleiding van een verslag van de Brusselse hoogleraar F. Cattier besproken. Dit leidde er ten slotte toe dat België de Kongo als kolonie overnam (1908).

Kongo als Belgische kolonie (1908-1960). Vanaf 1908 leefden de Kongolezen onder het statuut van de → Koloniale Keure. Vóór die datum was reeds de grondslag gelegd voor de economische ontsluiting van Kongo.

Sinds 1898 verbond een spoorweg Leopoldstad (thans Kinshasa) met Matadi, noodzakelijk voor de exploitatie van het binnenland. In België werden koloniale maatschappijen in het leven geroepen. Zo werd in 1906 de belangrijke Union Minière du Haut-Katanga gesticht. De Kongo maakte van 1919-1930 een bloeiperiode door, die werd afgebroken door de wereldcrisis. De Kongolese economie was nauw verbonden met de Europese, zodat België in de jaren dertig zijn kolonie financieel moest ondersteunen. In 1929 werd Leopoldstad de hoofdstad in plaats van Boma. Tijdens de Tweede Wereldoorlog vocht een leger uit Belgisch-Kongo mee aan de zijde van de geallieerden. Kongo was buitengewoon belangrijk als leverancier van strategische grondstoffen (koper, pekblende, tin en na 1945 ook uraniumerts), vooral nadat het grondstoffenrijke Nederlands-Indië voor de geallieerden verloren was gegaan. Na de Tweede Wereldoorlog werd de sociale politiek nader uitgewerkt; er werd bijvoorbeeld een Fonds voor Inlands Welzijn ingesteld (1947). Wegens de onrust in Kongo en de dekolonisatie in de rest van Afrika was België in de jaren 1958-1960 gedwongen in snel tempo de onafhankelijkheid voor te bereiden. In 1958 eiste Jozef Kasavubu voor de Belgische kolonie algemene verkiezingen en interne autonomie. Sinds 1955 was hij voorzitter van de Abako (Associatie der Bakongo voor de eenheid, het behoud en de uitbreiding van de Kikongo-taal). De politieke onrust leidde in 1958 tot de oprichting van verschillende andere partijen. Was de Abako een regionale partij, die naar een federaal Kongo streefde, de Mouvement National Congolais (mnc) onder voorzitterschap van Patrice Lumumba was unitaristisch en nationaal. Op 4.1.1959 braken in Leopoldstad bloedige onlusten uit. België stelde de Kongolezen verkiezingen in het vooruitzicht. De voornaamste Kongolese partijen wilden uiterlijk in januari 1960 onafhankelijkheid. In januari en februari 1960 werd in Brussel een Ronde-Tafel-Conferentie gehouden. Het belangrijkste besluit was dat Kongo uiterlijk 30.6.1960 onafhankelijk zou worden. De verkiezingen in mei 1960 leverden een overwinning op voor de mnc en de Abako.

de onafhankelijke republiek (na 1960). Nasleep van de onafhankelijkheid: de kwestie-Katanga. Na de proclamatie van de onafhankelijkheid op 30.6.1960 werd een regering gevormd met Kasavubu als president en Lumumba als premier. Spoedig brak er muiterij uit in het Kongolese leger en kwam het tot ernstige gewelddaden. België stuurde troepen om zijn burgers te beschermen; Europeanen verlieten in groten getale het land. Op 14.7.1960 machtigde de Veiligheidsraad van de vn secretaris-generaal Dag Hammarskjöld om vn-troepen naar Kongo te zenden. Ondertussen had de rijke provincie Katanga zich onder leiding van Moïse Tsjombe afgescheiden (11.7.1960). In deze gang van zaken had mogelijk de Union Minière de hand. Er kwam een scheuring in de Kongolese regering: de gematigde Kasavubu zette Lumumba af, die blijk gaf van linkse sympathieën, maar deze bleef zich als premier beschouwen. Daarna werden de politici aan de kant gezet door een staatsgreep van de opperbevelhebber van het leger, kolonel Mobutu. Lumumba kreeg huisarrest. Kasavubu oefende echter weldra zijn prerogatieven als president weer uit. In de Oostprovincie werd een Lumumbistisch bewind onder leiding van vice-premier Gizenga gevormd (december 1960-januari 1962). Een poging van Lumumba om naar zijn getrouwen in Stanleystad uit te wijken mislukte en leidde tot zijn aanhouding. In januari 1961 werd hij overgebracht naar Katanga, waar hij de volgende maand onder onopgehelderde omstandigheden werd gedood. In augustus 1961 kwam een regering van nationale eenheid tot stand onder leiding van C. Adula, die de afscheiding van Katanga weigerde te aanvaarden. De vn-troepen trachtten die afscheiding ongedaan te maken. Hammarskjöld vond bij een raadselachtig vliegtuigongeluk de dood. In 1962 maakten de vn-troepen een einde aan de afscheiding van Katanga. Tsjombe nam de wijk naar het buitenland. Op 8.7.1963 vormde de weer in genade aangenomen Tsjombe een overgangskabinet. Hij wierf blanke huurlingen en met hun hulp werden in 1964 grote vorderingen gemaakt in de strijd tegen de aanhangers van Lumumba. De Belgische regering zond een afdeling paracommando's, weliswaar met instemming van de Kongolese regering, maar tot grote verontwaardiging van nagenoeg alle Afrikaanse landen. De commando's werden gedropt boven Stanleystad en bevrijdden op 24.11.1964 blanken die door de rebellen waren gegijzeld. De tegenstelling tussen Kasavubu en Tsjombe (een machtsstrijd over bevoegdheden) leidde op 13.10.1965 tot het ontslag van Tsjombe. Tsjombe werd in 1967 op beschuldiging van hoogverraad bij verstek ter dood veroordeeld; vanuit zijn verblijfplaats Madrid werd hij naar Algerije ontvoerd, waar hij in 1969 overleed. E. Kimba, de leider van de Baluba van Noord-Katanga en rivaal van Tsjombe, werd tot formateur benoemd. Op 14.11.1965 weigerde het parlement hem het vertrouwen te geven. Kasavubu wees Kimba echter opnieuw aan als formateur. In de nacht van 24 op 25.11.1965 zette generaal Mobutu de president af, verklaarde zichzelf tot staatshoofd voor de duur van vijf jaar en vestigde een dictatuur die tot in de jaren negentig voortduurt.