Anarchisme, de gezamenlijke benaming van een aantal verwante, maar onderscheiden sociale en politieke denkrichtingen. Zij willen alle de totale afschaffing van de staat, dat wil zeggen dat ze elk gezagsprincipe verwerpen.
Hun ideaal is een samenleving zonder regeringsdwang, overigens ook door Marx als het einde van de politiek-maatschappelijke ontwikkeling beschouwd. De anarchisten willen echter in tegenstelling tot aanhangers van Marx alle staatsgezag vernietigen en de vrije maatschappelijke organisatie onmiddellijk invoeren, een socialisatie zonder heersers dus. Daarna verwachten ze dat het goede in de mens boven zal komen, in samenhang met de verkregen vrijheid (de `mututal aid' van Kropotkin).
In België had het anarchisme weinig aanhang, maar het socialisme onderging er wel enige tijd invloed van. In 1860 werd in Brussel de Association de la démocratie militante `Le Peuple' opgericht. Vanaf 1861 verscheen het weekblad La tribune du peuple, waaraan Cesar de → Paepe en Emile → Moyson meewerkten. In 1865 werd Le Peuple de eerste Belgische afdeling van de Internationale. Toen in de Internationale in 1872 een scheuring ontstond, volgden de Belgische afdelingen de ideeën van Bakoenin; ze wezen voortaan elke centrale organisatie af. Dit betekende vrijwel het einde van het anarchisme in België; het socialisme zou zich verder in parlementaire richting ontwikkelen.
In Nederland waren anarchisten rond 1900 actief, zoals de aanhangers van het `neem- en eetrecht' (het recht te nemen wat men nodig heeft). Het werd verdedigd door R.
Tamminga (een volgeling van M. Stirner) in zijn brochure Theorie en praktijk van het nemen (1900) en door J.P. Hommes in een reeks brochures (1900-1905). Daarnaast kunnen de → christen-anarchisten en de anarchisten rond → Domela Nieuwenhuis worden genoemd. In de jaren zestig zijn anarchistische trekken terug te vinden bij de → provo's en de hieruit ontwikkelde beweging van de → kabouters.