[elektriciteit]
Vergunning benodigd voor het leveren van elektriciteit aan afnemers die beschikken over een aansluiting op een net met een totale maximale doorlaatwaarde van ten hoogste 3*80 A (zie paragraaf 1a van hoofdstuk 8 Elektriciteitswet 1998; artikel 1, onderdeel c, Beleidsregel vergunningen voor leveranciers van elektriciteit aan kleinverbruikers).
Deze term (‘vergunning’). moet onderscheiden worden van ‘leveringsvergunning’. Deze laatste term is de benaming voor de vergunning benodigd voor het leveren aan beschermde afnemers (zie hierover bij het lemma ‘leveringsvergunning’).
Het is [na 1 januari 2004, of na 1 januari 2002 in geval van levering van groene stroom] verboden zonder vergunning elektriciteit te leveren aan afnemers die beschikken over een aansluiting op een net met een totale maximale doorlaatwaarde van ten hoogste 3*80 A (artikel 95a, eerste lid, Elektriciteitswet 1998).
Het verbod geldt niet ten aanzien van het leveren van elektriciteit:
a). indien de elektriciteit is opgewekt met een installatie die voor rekening en risico van de afnemer, alleen of, voor een evenredig deel, tezamen met andere afnemers, in werking wordt gehouden en de afnemer de geleverde elektriciteit verbruikt;
b). door een buiten Nederland gevestigde leverancier van elektriciteit aan ten hoogste 500 afnemers, bedoeld in het eerste lid, die wonen in gebieden aan de Nederlandse landsgrens;
c). ter bevoorrading als bedoeld in artikel 20, eerste lid, onderdeel i)., van de richtlijn, indien de afnemer aan dezelfde rechtspersoon toebehoort als de producent die de elektriciteit heeft opgewekt dan wel een dochtermaatschappij daarvan is in de zin van artikel 24a van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek en de afnemer de geleverde elektriciteit verbruikt; of
d). indien de elektriciteit anders dan bedrijfsmatig wordt geleverd overeenkomstig bij ministeriële regeling te stellen regels (artikel 95a, tweede lid, Elektriciteitswet 1998).
Een vergunning op basis van artikel 95c, tweede lid, Elektriciteitswet 1998 is enkel verplicht voor de fysieke levering van elektriciteit aan kleinverbruikers. Leveranciers die niet fysiek leveren buiten hun leveringsgebied, maar hiervoor administratieve afspraken maken met leveranciers in dit gebied, zijn niet verplicht een vergunning aan te vragen. Ditzelfde geldt voor nieuwe leveranciers die niet fysiek leveren, maar hiervoor administratieve afspraken maken (Toelichting op de Beleidsregel vergunningen voor leveranciers van elektriciteit aan kleinverbruikers).
De Beleidsregel vergunningen voor leveranciers van elektriciteit aan kleinverbruikers is een tussenmaatregel. Zodra de algemene maatregel van bestuur op basis van artikel 95c, tweede lid, Elektriciteitswet 1998 in werking zal treden, zal de beleidsregel ingetrokken worden (Toelichting op de Beleidsregel vergunningen voor leveranciers van elektriciteit aan kleinverbruikers).
Een houder van een vergunning heeft de plicht op een betrouwbare wijze en tegen redelijke tarieven en voorwaarden zorg te dragen voor de levering van elektriciteit aan iedere in artikel 95a, eerste lid, bedoelde afnemer die daarom verzoekt (artikel 95b, eerste lid, Elektriciteitswet 1998).
De vergunninghouder moet de DTe ieder jaar een opgave van de tarieven die hij berekent en de voorwaarden die hij gebruikt bij de levering van elektriciteit aan de in artikel 95a Elektriciteitswet 1998 genoemde afnemers.
Indien de directeur-generaal van oordeel is dat de tarieven die vergunninghouders berekenen onredelijk zijn, omdat daarin de effecten van een doelmatige bedrijfsvoering, die mede inhoudt de inkoop van elektriciteit en van energiebronnen bestemd voor opwekking daarvan, in onvoldoende mate leiden tot kostenverlaging, kan hij een tarief vaststellen dat leveranciers ten hoogste mogen berekenen voor de levering van elektriciteit aan de in artikel 95a Elektriciteitswet 1998 bedoelde afnemers (een maximum tarief). (artikel 95b, derde lid, Elektriciteitswet 1998).
Het zonder dat men beschikt over een vergunning (benodigd voor het leveren van elektriciteit aan kleinverbruikers). leveren van elektriciteit aan kleinverbruikers (artikel 95a, eerste lid, Elektriciteitswet 1998)., of het door een houder van een vergunning handelen in strijd met de op hem rustende verplichting om op een betrouwbare wijze tegen redelijke tarieven en voorwaarden zorg te dragen voor de levering van elektriciteit aan iedere kleinverbruiker die daarom verzoekt (artikel 95b Elektriciteitswet 1998). vormt een economisch delict (artikel 1, onder 1º, Wet op de economische delicten).
Zie ook: kleinverbruiker.
Vergelijk: D: leveringsvergunning (tot 1 januari 2004).
[gas]
Vergunning voor het leveren van gas aan afnemers die naar een op het verbruik in voorgaande jaren gegronde verwachting minder dan 170.000 m3 gas per jaar verbruiken (de zogenaamde kleinverbruikers).
Deze term (‘vergunning’). moet onderscheiden worden van ‘leveringsvergunning’. Deze laatste term is de benaming voor de vergunning benodigd voor het leveren aan beschermde afnemers (zie hierover bij het lemma ‘leveringsvergunning’).
Vanaf 1 januari 2004, als de laatste groep beschermde afnemers vrij is geworden, is het verboden zonder vergunning gas te aan afnemers die naar een op het verbruik in voorgaande jaren gegronde verwachting minder dan 170.000 m3 gas per jaar verbruiken (de zogenaamde kleinverbruikers).
Het verbod geldt niet ten aanzien van het leveren van gas:
a). door een buiten Nederland gevestigde leverancier van gas aan ten hoogste 500 afnemers, als bedoeld in het eerste lid, die wonen in gebieden aan de Nederlandse landsgrens; of
b). indien het gas anders dan bedrijfsmatig wordt geleverd overeenkomstig bij ministeriële regeling te stellen regels (artikel 43 Gaswet).
Een houder van een vergunning heeft de plicht op een betrouwbare wijze en tegen redelijke tarieven en voorwaarden zorg te dragen voor de levering van gas aan iedere afnemer die naar een op het verbruik in voorgaande jaren gegronde verwachting minder dan 170.000 m3 gas per jaar verbruikt, die daarom verzoekt (artikel 44 Gaswet).
De vergunninghouder moet de directeur-generaal ieder jaar een opgave van de tarieven die hij berekent en de voorwaarden die hij gebruikt bij de levering van gas aan de in artikel 43, eerste lid, Gaswet genoemde afnemers.
Indien de directeur-generaal van oordeel is dat de tarieven die vergunninghouders berekenen onredelijk zijn, omdat daarin de effecten van een doelmatige bedrijfsvoering, die mede inhoudt de inkoop van gas, in onvoldoende mate leiden tot kostenverlaging, kan hij een tarief vaststellen dat leveranciers ten hoogste mogen berekenen voor de levering van gas aan de in artikel 43 Gaswet bedoelde afnemers (een maximum tarief). (artikel 43, derde lid, Gaswet).
In het kader van de vergunning die vereist is voor de levering van gas aan beschermde afnemers spreekt de Gaswet van leveringsvergunning. Daarentegen gebruikt de Gaswet deze term niet waar het gaat om de vergunning die vereist is voor het leveren van gas aan kleinverbruikers na 1 januari 2004. Hiervoor wordt de enkele ‘algemene’ term vergunning gebruikt.
Het zonder dat men beschikt over een vergunning (benodigd voor het leveren van gas aan kleinverbruikers). leveren van gas aan kleinverbruikers (artikel 43, eerste lid, Gaswet)., of het door een houder van een vergunning handelen in strijd met de op hem rustende verplichting om op een betrouwbare wijze tegen redelijke tarieven en voorwaarden zorg te dragen voor de levering van elektriciteit aan iedere kleinverbruiker die daarom verzoekt (artikel 44 Gaswet). vormt een economisch delict (artikel 1, onder 1º, Wet op de economische delicten).
Zie ook: beschermde afnemer, D: kleinverbruiker, D: vrije afnemer.
Vergelijk: leveringsvergunning (tot 1 januari 2004).