Clausule die het mogelijk maakt om bepaalde elektriciteitstransporten van een land met een kleinere marktopening naar een land met een grotere marktopening te verbieden. Op grond van artikel 19 van de Elektriciteitsrichtlijn kan de import door een ‘in aanmerking komende afnemer’ vanuit een land waar deze afnemer zelf geen ‘in aanmerking komende afnemer’ zou zijn geweest, verboden worden.
Reciprociteit houdt in dat een afnemer die elektriciteit importeert of ten behoeve van wie elektriciteit wordt geïmporteerd door een leverancier, een in aanmerking komende afnemer moet zijn in het land waaruit hij de elektriciteit wenst te importeren. Een in aanmerking komende afnemer is iemand die door nationale wetgeving is geautoriseerd om elektriciteit te importeren uit andere landen (uit toelichting op Wijziging Regeling groencertificaten Elektriciteitswet 1998).
Nederland heeft in artikel 46 Elektriciteitswet 1998 de mogelijkheid die de Elektriciteitsrichtlijn biedt tot het invoeren van een reciprociteitsclausule, geïmplementeerd.
Op grond van de reciprociteitsclausule kan toegang tot het net worden geweigerd, voor zover er geen wederkerigheid is voor importvrijheid. De reciprociteitstoets kan worden gebruikt ten aanzien van álle vrije eindverbruikers en leveranciers, dus ook voor grootverbruikers met een verbruik van meer dan 20 GWh . In het oorspronkelijke voorstel van de minister viel deze groep buiten de reikwijdte van de reciprociteitsclausule (MvA, EK 1998-1999, 26 303, nr. 225c, p. 28).
Alleen op grond van de reciprociteitsclausule kan de import van elektriciteit worden tegengehouden en niet om andere redenen, bijvoorbeeld twijfel omtrent de betrouwbaarheid van het transport. Betrouwbaarheid van het transport zal via samenwerking tussen de netbeheerders in de verschillende Europese lidstaten worden gewaarborgd (MvA, EK 1997-1998, 25 621, nr. 270c, p. 5).
Bij de toepassing van de reciprociteitsclausule is het transportverzoek van de afnemer maatgevend voor de beoordeling. Dit verzoek moet de oorsprong en eindbestemming van de elektriciteit bevatten. Niet zozeer de commerciële maar de feitelijke oorsprong van de elektriciteit is daarbij het uitgangspunt (MvA, EK 1997-1998, 25 621, nr. 270c, p. 7).
De reciprociteitsclausule heeft betrekking op de toegang en voorwaarden voor internationale aanbieders en klanten. De Nederlandse netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet heeft een centrale rol in de uitvoering van de reciprociteitsclausule. Voor alle transport vanuit het buitenland zal een melding moeten plaatsvinden aan de landelijk netbeheerder, hetzij door de afnemer dan wel door de leverancier ten behoeve van de afnemer. Indien de aanbieder en koper voldoen aan de reciprociteitseisen van artikel 45 Elektriciteitswet 1998, zal het transport moeten plaatsvinden. Indien evenwel de artikelen 46 tot en met 48 van toepassing zijn, zal de netbeheerder het transport moeten weigeren, tenzij de minister op grond van artikel 48 een ontheffing heeft verleend (Nadere MvA, EK 1997-1998, 25 621, nr. 270f, p. 1).
De minister kan op aanvraag van een afnemer of een leverancier ontheffing verlenen van het verbod voor de netbeheerder om elektriciteit te transporteren. Bij de beoordeling van de aanvraag tot ontheffing houdt de minister rekening met de vraag of een verbod om het desbetreffende transport van elektriciteit uit te voeren noodzakelijk en proportioneel is in het licht van het doel ervan, alsmede met de vraag of het verbod de ontwikkeling van het handelsverkeer zou beïnvloeden in een mate die strijdig is met het belang van de Europese Gemeenschap (artikel 48 Elektriciteitswet 1998).
De reciprociteitsclausule is alleen van belang voor de landen die hun markt minder ver openstellen dan Nederland, dat wil zeggen andere landen dan het Verenigd Koninkrijk, Zweden, Finland en Duitsland. Voor zover in die andere landen een in aanmerking komende afnemer in de zin van de elektriciteitsrichtlijn elektriciteit aanbiedt aan of afneemt van een Nederlandse in aanmerking komende afnemer, is de reciprociteitsclausule geen beletsel. Slechts indien er geen wederkerigheid is gegarandeerd, doordat de Nederlandse afnemer of leverancier in het andere land niet zou worden beschouwd als vrije afnemer, kan de reciprociteitsclausule leiden tot een beperking van de interstatelijke handel. De meest strikte toepassing van de reciprociteitsclausule zou inhouden dat geen ontheffingen voor import op grond van artikel 48 Elektriciteitswet 1998 verleend zullen worden. Het is echter niet de bedoeling deze meest strikte toepassing aan te houden, aldus de minister (Nadere MvA, EK 1997-1998, 25 621, nr. 270f, p. 3-4).
De reciprociteitsclausule heeft betrekking op het feitelijk transport van elektriciteit, niet op de contracten die daaraan vooraf gaan, omdat in de Elektriciteitswet 1998 het verzoek om landsgrensoverschrijdende capaciteit gedaan moet worden aan de landelijk netbeheerder. Indien elektriciteit door een Franse producent in België wordt afgeleverd, krijgt de stroom een nieuwe oorsprong. Franse stroom wordt dan Belgische stroom die een Belgische leverancier vervolgens aan een Nederlandse of Belgische afnemer kan leveren. Als de Franse producent België alleen gebruikt als doorvoerland zonder dat de stroom rechtmatig in het verkeer is gebracht in België en hij daarbij beroep doet op het transittarief, blijft de stroom Frans (Nadere MvA, EK 1997-1998, 25 621, nr. 270f, p. 6).
De reciprociteit tussen de Lidstaten is voldoende gewaarborgd, aangezien de Elektriciteitsrichtlijn zelf deze reciprociteit garandeert. Enerzijds schrijft de richtlijn voor dat alle lidstaten van de Europese Unie hun elektriciteitsmarkten tot een niveau van betekenis moeten openstellen. Anderzijds geeft de Elektriciteitsrichtlijn lidstaten die een verdere openstelling wensen, een instrument om zich te verweren tegen een verstoring van hun elektriciteitsmarkt door overvloedige importen vanuit lidstaten die zelf hun markt minder ver openen (Nota naar aanleiding van het verslag, TK 1997-1998, 25 621, nr. 7, p. 4).
Echte doorlevering, waarbij slechts gebruikgemaakt wordt van het net van een tussenliggende lidstaat, heeft in het licht van de reciprociteitsregeling geen betekenis. Elektriciteit uit Frankrijk zal altijd via Duitsland of België naar Nederland getransporteerd moeten worden en als dat direct gebeurt, blijft het gaan om Franse stroom. Het wordt slechts anders als de Franse stroom geleverd zou worden aan een Duitse leverancier, die weer stroom levert aan een Nederlandse afnemer. In dat geval is het onmogelijk om te bepalen of de Franse stroom uiteindelijk naar Nederland gaat. Een levering van Franse stroom aan een Duitse leverancier en een al dan niet daarop volgende import van die Duitse leverancier aan een Nederlandse afnemer kan door de Nederlandse overheid niet worden tegengehouden, tenzij het duidelijk is dat de opzet beoogt de Nederlandse reciprociteitsregeling te omzeilen (Nota naar aanleiding van het verslag, TK 1997-1998, 25 621, nr. 7, p. 24).
De Elektriciteitsrichtlijn stelt minimale niveaus van marktopenstelling vast en geeft in de vorm van de reciprociteitsclausule aan de lidstaten die een hoger openstellingsniveau willen bereiken, een instrument om ongewenste effecten daarvan tegen te gaan.
Het door de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet in strijd met de reciprociteitsregeling doen van een aanbod om elektriciteit te transporteren (artikel 46 Elektriciteitswet 1998)., en het door de afnemer of leverancier in geval van grensoverschrijdend transport van elektriciteit niet verstrekken van de benodigde informatie aan de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet (artikel 47, eerste lid, Elektriciteitswet 1998)., vormen een economisch delict (artikel 1, ten 1°, Wet op de economische delicten).
Zie ook: in aanmerking komende afnemer, D: minimumharmonisatie, D: ontheffing voor invoer van elektriciteit.