Lexicon Energiemarkt

Jean-Paul Pinon (2003)

Gepubliceerd op 13-09-2021

Gasopslaginstallatie

betekenis & definitie

Een installatie voor de opslag van gas met uitsluiting van het gedeelte dat wordt gebruikt voor productieactiviteiten (artikel 1, eerste lid, onderdeel f, Gaswet; artikel 1, onderdeel e, Richtlijnen Gasopslag 2002; artikel 1, onderdeel e, Richtlijnen Gasopslag 2003).

Het wettelijke begrip ‘gasopslaginstallatie’ heeft slechts betrekking op een gedeelte van de totale capaciteit van de door de gasopslagbedrijven beheerde installatie voor de opslag van gas. Uit de definitie van het begrip gasopslaginstallatie, zoals neergelegd in artikel 1, eerste lid, aanhef en onderdeel f van de Gaswet en artikel 1, aanhef en onderdeel e [Toelichting schrijft abusievelijk ‘d’] van de Richtlijnen Gasopslag 2002, blijkt dat van deze totale capaciteit de opslagcapaciteit ten behoeve van productieactiviteiten dient te worden afgetrokken (kantpunt 74 Toelichting Richtlijnen Gasopslag 2002).

De toegang voor derden vindt plaats in dat gedeelte van de beschikbare capaciteit van de gasopslaginstallaties dat niet gebruikt wordt voor productieactiviteiten. Het begrip productieactiviteiten is niet in de Gaswet gedefinieerd. Bij de interpretatie van het begrip ‘productieactiviteiten’ zal DTe zich derhalve laten leiden door de toelichting op de Gaswet, alsmede de parlementaire geschiedenis van deze wet. Hieronder is uiteraard inbegrepen het deel van deze geschiedenis dat betrekking heeft op de reservering van opslag in het kader van het kleine-veldenbeleid. Uit de toelichting op artikel 18 Gaswet valt af te leiden dat onder productieactiviteiten in ieder geval activiteiten moeten worden verstaan ter waarborging van de voorzienings- en leveringszekerheid aan beschermde afnemers. Blijkens de parlementaire geschiedenis bij de Gaswet wordt met het begrip ‘voorzieningszekerheid’ bedoeld: het garanderen dat ook op langere termijn voldoende gas beschikbaar is om beschermde afnemers van gas te voorzien.

Het begrip leveringszekerheid wil zeggen dat er op ieder moment zowel voldoende gas beschikbaar moet zijn (gaszekerheid)., als ook voldoende transportcapaciteit (transportzekerheid). om de levering aan beschermde afnemers te kunnen waarborgen. Voorts zal DTe zich laten leiden door het belang van het kleine-veldenbeleid, zoals dit onder meer blijkt uit de parlementaire geschiedenis van de Gaswet (kantpunten 69 en 70 Toelichting Richtlijnen Gasopslag 2002, in dezelfde zin kantpunt 91 Toelichting Richtlijnen Gasopslag 2003).

Om voor alle marktpartijen duidelijkheid te bieden over welk deel van de bestaande gasopslagfaciliteiten beschikbaar is voor handelsdoeleinden heeft DTe in 2001 een technisch onderzoek laten uitvoeren naar het gebruik van deze gasopslagfaciliteiten. Op basis van de bevindingen uit dit onderzoek concludeert DTe dat thans geen opslagcapaciteit – of althans een zeer beperkt deel – strikt nodig lijkt te zijn voor productieactiviteiten. Desalniettemin acht DTe het redelijk en zorgvuldig dat de opslagbeheerders NAM en de Bergen Concessiehouders een deel van de beschikbare injectie- en productiecapaciteit, alsmede van een deel van het beschikbare werkvolume, aanmerken voor productieactiviteiten. De rest dienen zij open te stellen voor toegang door derden. Bepaald werd dat voor het jaar 2002 een derde deel van de totale capaciteit van de opslaginstallaties opengesteld diende te worden voor derden (kantpunten 92 en 93 Toelichting Richtlijnen Gasopslag 2003).

De Richtlijnen Gasopslag 2003 bepalen in artikel 8 dat de indicatieve voorwaarden van de gasopslagbedrijven erin voorzien dat het gasopslagbedrijf bekend maakt welk deel van de door hem beheerde installatie voor de opslag van gas gebruikt zal worden ten behoeve van productieactiviteiten. Het gasopslagbedrijf maakt gelijktijdig bekend wat de omvang is van de gasopslaginstallatie zoals gedefinieerd in artikel 1, eerste lid, aanhef en onder f, Gaswet en artikel 1, eerste lid, onderdeel e, Richtlijnen Gasopslag 2003. Daarbij wordt afzonderlijk inzicht gegeven in:

a). de totale injectiecapaciteit van de gasopslaginstallatie;
b). de totale productiecapaciteit van de gasopslaginstallatie; en
c). de totale hoeveelheid werkgas van de gasopslaginstallatie.

De verplichtingen met betrekking tot het gebruik van een gasopslaginstallatie richten zich tot het gasopslagbedrijf dat voor zich zelf of voor een ander een opslaginstallatie beheert. Naar aanleiding van een vraag naar zakelijke rechten, lease-constructies en dergelijke was de minister bij nader inzien van oordeel dat de verwijzing naar eigendom in de definitie van gasopslagbedrijf beter kon vervallen omdat dat tot verwarring kan leiden. In de nota van wijziging is daarin voorzien. Doorslaggevend criterium voor het vaststellen op wie de verplichtingen rusten is het beheer, ongeacht uit welke hoofde dat geschiedt (Nota naar aanleiding van het Verslag, TK 1999-2000, 26 463, nr. 6, p. 66).

Opslagfaciliteiten kunnen zowel voor productie- als voor handelsdoeleinden worden gebruikt. De reikwijdte van de Gaswet is beperkt tot het transport en de levering van gas en bevat evenals de Gasrichtlijn geen regels omtrent de productie. Voor zover met opslaginstallaties productieactiviteiten worden verricht, vallen deze daarom buiten de definitie van gastransportnet. Dit deel van de definitie is overigens identiek aan de definitie van opslaginstallatie in de Gasrichtlijn (Nota naar aanleiding van het Verslag, TK 1999-2000, 26 463, nr. 6, p. 66).

De in de Gaswet opgenomen definitie van gasopslaginstallatie is ontleend aan de in de Gasrichtlijn opgenomen definitie van opslaginstallatie (MvT, TK 1998-1999, 26 463, nr. 3, p. 29).

In de Richtlijnen Gasopslag 2002 en 2003 heeft de DTe de wettelijke definitie van gasopslaginstallatie overgenomen.

Zie ook: gasopslagbedrijf, D: gastransportnet, D: LNG-installatie.

Vergelijk: C: opslaginstallatie.

< >