Lexicon der Natuurgeneeskunde

Ernst Meyer Camberg (1981).

Gepubliceerd op 11-06-2020

Homeopathie

betekenis & definitie

beter homeotherapie, is de behandeling met medicamenten, die gebaseerd is op de wet van gelijkheid. Samuel Hahnemann is hiervan de grondlegger.

Een middel dat, wanneer het in grote hoeveelheden ingenomen wordt, bij een gezond mens ziekteverschijnselen veroorzaakt, kan, in kleine hoeveelheden toegediend, een ziekte die met dergelijke verschijnselen verloopt, genezen. Door met alle medicamenten proeven te doen op gezonde mensen, waarvan alle objectieve en subjectieve waarnemingen opgetekend worden en door grote reeksen hiervan met elkaar te vergelijken, vindt men uit de altijd terugkerende verschijnselen het beeld van de artsenij. Op het ogenblik is men zeer goed op de hoogte van ongeveer 2500 artsenijbeelden van substanties in hun natuurlijke staat. Op de homeopathische therapeut rust nu de taak aan de hand van de klachten en symptomen van de patiënt dat artsenijbeeld te vinden, dat het ziektebeeld het dichtst benadert. Die medicijn wordt dan in homeopathische verdunning toegediend. Uit de artsenijplanten worden verse essences, uit de gedroogde planten (drogerijen) en opgeH loste stoffen tincturen vervaardigd, die met alcohol verdund worden; uit de niet oplosbare metalen, organische en anorganische stoffen worden poeders met melksuiker gemaakt om de verdunning te kunnen maken. De verdunning verloopt volgens een oplopende schaal in zgn. „potenties”. Gewoonlijk wordt in decimaalpotenties verdund, d.w.z. 1:10 = Dl, 1:100 = D2, 1:1000 = D3, 1:10.000 = D4, enz.

Bij verdere verdunning kan men ook gebruik maken van de centesimaalpotenties, d.w.z. 1:100 = Cl, 1:10.000 = C2, enz. Van vloeibare verdunningen worden in druppels 3-4 maal per dag 5 druppels, van poeders per mespunt of als tabletten 3-4 maal per dag 1 toegediend. Tot ongeveer D6 spreekt men van lage potenties, tot D12 van midden potenties en daarboven van hoge potenties. De h. behoort tot de biologische methoden, omdat ze meewerkt in de richting van het ziekteverloop en deze door een parallel verlopende artsenijziekte aanpakt. Ze wil de ziekte dus met behulp van de ziekte overwinnen en stemt daarin overeen met de beginselen van de natuurgeneeskunde. Daardoor kent de h. ook de aanvankelijke verergering, d.w.z. een toenemen van de ziekteverschijnselen en klachten direct na het begin van de behandeling, die pas daarna in de genezingsfase overgaat.De bezwaren tegen de h. zijn in de eerste plaats gelegen in het feit dat zij aanspraak maakt op de betiteling van totaliteitsbehandeling. Dit is ten dele gerechtvaardigd, omdat de h. alleen vooruitzichten op succes biedt in die gevallen waarin de ziekte als genezend en functioneel mechanisme in beginstadium verkeert. Wanneer dit niet of niet meer mogelijk is, omdat ziekten niet een paar stappen terug kunnen doen, kan de h. niets bereiken. De kritische richting binnen de h. spreekt dit ook niet tegen en beperkt zich tot haar eigen grote werkterrein, binnen welk kader het nut van de h. onweerlegbaar is. Wanneer de natuurgeneeskunde gebruik wil maken van medicijnen geeft zij altijd de voorkeur aan de mogelijkheden, die geboden worden door de h. Het andere bezwaar betreft de verdunning.

De lage en middelste potenties zijn nog enigszins in overeenstemming te brengen met de scheikundige en natuurkundige kennis van het ogenblik, maar de hoge potenties zijn na een bepaalde grens voor de materialistische zienswijze niet meer te begrijpen. In deze verdunningen is het zuiver toeval wanneer in een flesje nog één molecuul van de verdunde stof aanwezig is. Nu zegt echter de leer van de h. dat de kracht van de artsenij opgevoerd wordt door de verdunning (dubbelzinnigheid van de potentiëring). De lage potenties, dus de scheikundig geconcentreerde, zouden minder werkzaam zijn dan de hoge potenties. Op dit punt treedt meestal verschil van mening op. Degenen, die zich niet kunnen bevrijden van de invloed van het natuurwetenschappelijk denken, wijzen de hoge potenties van de hand en maken alleen gebruik van de vele mogelijkheden die de h. biedt binnen het bereik van de lage en middelste potenties. Degenen, die meer uitgaan van de leer der ervaring van de h. maken ook veel gebruik van de hoge potenties en bekommeren zich niet om de wetenschappelijke tegenwerpingen. Het geeft in ieder geval te denken, dat ook kritische homeopaten in de loop der jaren tegen hun oorspronkelijke mening in langzamerhand steeds meer gebruik zijn gaan maken van de hoge potenties. Aan de successen, die de h. in de praktijk geboekt heeft, is het te danken dat zij ondanks alle theoretische tegenwerpingen niet wetenschappelijk teniet gedaan is.

Veel in de moderne wetenschappelijke kennis stelt de h. opvattingen in het gelijk. Ze houdt nu al langer dan 150 jaar stand en heeft de geneeskunde voor eenzijdigheid behoed. De bij de afzonderlijke ziekten aangegeven homeopathische middelen met de aangegeven potenties moeten volgens het artsenijmiddelbeeld voor de betreffende patiënt en de toestand waarin hij verkeert, uitgekozen worden.