Gepubliceerd op 18-08-2020

Talent

betekenis & definitie

Bij de Grieken en Romeinen was een talent een bepaalde geldsom (van bijna f 4800). Door de gelijkenis der talenten (Matth. 25:14—30) heeft talent bij ons ook de bet. gekregen van bijzondere gave of aanleg.

Zien wij hoe. Jezus wil Zijn discipelen duidelijk maken, dat ieder naar zijn bijzondere vermogens en gaven aan de uitbreiding van ’t koninkrijk Gods moet medewerken: wie velerlei gaven heeft, zal veel kunnen doen, maar ook hij, die slechts weinig gaven bezit, kan en moet ook zijn steentje bijdragen Jezus kiest daartoe de volgende gelijkenis. Een heer vertrok naar 't buitenland en gaf aan zijn dienstknechten zijn geld over om het te bewaren en zoo mogelijk nuttig te gebruiken. Den een gaf hij vijf talenten, den anderen twee, en den derden één, „een iegelijk naar zijn vermogen” (= zijn gave, aanleg) De beide eersten dreven handel met het geld en wisten zoo de toevertrouwde som te verdubbelen. Maar de derde dienstknecht, die het ééne talent ontvangen had, begroef het in de aarde. Toen de heer terug kwam, prees hij de beide eerste dienstknechten, maar tot den derden zeide hij: „Gij booze en luie dienstknecht, gij hadt mijn geld bij de wisselaren moeten doen, en ik komende zoude het weder genomen hebben met woeker {= winst.”) Zoo kreeg talent de bet. van gave, aanleg, terwijl aan dezelfde gelijkenis de uitdrukkingen ontleend zijn: zijn talent niet begraven: d. i. het nuttig aanwenden, en: met zijn talenten woekeren: d.w.z. er zooveel mogelijk voordeel van trekken.