Woordenboek Nederlands -Latijn

Dr. J.F.L. Montijn (1949)

Gepubliceerd op 14-02-2022

Vārus

betekenis & definitie

1. vaneengebogen, -gegroeid, buitenwaarts gebogen, cornua, Ov., manus, Ov. | praegn., van personen = met buitenwaarts gebogen benen, krombenig, wijdbeens lopende; subsi, dashondje, taksje (als vleiende uitdrukking), Hor.

2. overdr., afwijkend, tegenovergesteld, alterum genus huic varum, Hor.

< >