1. adv. (van gelijktijdige zaken) toen, juist toen, tune . . . quum, Cic., Quint., absol., Pl., Prop.
2. adv. (van een bepaald tijdstip in het verleden) toenmaals, toentertijd, tune . . . quum, Pl., Ov., absol., Cic., Caes., verbonden tune temporis, Iust.