(1);
1. met het begrip van haast: voortsleuren = in haast -, ijlings ergens heen voeren, huc illuc vexilla, Tac., legiones huc atque illuc, Auct. bell. Afr.
2. met het begrip van geweld: voortsleuren, -slepen, -trekken, alqm, Cic., alqd, Lucr., Tac.; praegn., roven, beroven, plunderen, raptare inter se, Tac., Africam, Tac. | overdr., quid raptem in crimina divos? voor het gerecht slepen, aanklagen, Prop.