Woordenboek Nederlands -Latijn

Dr. J.F.L. Montijn (1949)

Gepubliceerd op 14-02-2022

Pulso

betekenis & definitie

(1);

I. in ’t alg.
a. eig., (op -, tegen iets) stoten, - slaan, - kloppen, b.v. van dansers, celeri humum ter pede, Ov., pede libero tellurem., Hor.; van paarden, pedibus spatium Olympi, doortrappelen, poët. = doorijlen, Ov.; van rijdenden, curru Olympum, Verg.; van stervenden, humum moribundo vertice, Ov. | stoten, kloppen (tegen de deur enz., om binnengelaten te worden), fores, Ov., postes cuspide, Ov. | stoten, slaan, mishandelen, alqm, Cic.; (van de golven, de wind) zwepen, geselen; poët., pulsarant arva ligones, hadden behakt, bewerkt, Ov. | (tegen iets) stoten, aanraken, alta sidera, Verg. | (bewegend, schokkend tegen iets) stoten, slaan, aanslaan, pulsari agitarique incursione atomorum, Cic., erupere nervo pulsante sagittae, van de pees, die ze voortdreef, Verg.; vand. (een muziekinstrument) tokkelen, septem discrimina vocum (de zevensnarige lier) iam digitis iam pectine, Verg.; (muren) doen schudden, schokken, imos ariete muros, Verg.
b. fig., externā et adventiciā visione pulsari, een stoot krijgen, Cic. | aanzetten, bewegen, voortdrijven, alqm, Ov. | verontrusten, doen ontstellen, alcs pectus, Ter., pavor pulsans, Verg.

II. (poët.) praegn., voortstoten, -drijven, sagittam, Verg., parentem, verjagen, verdrijven, Verg.

< >