ūs, m.
1. het voortrukken, -gaan.
2. fig., het voortschrijden, voortgang, gradus et quasi processus dicendi, Cic. | in ’t bijz., (goede, gelukkige) voortgang, wasdom, tantos processus efficiebat, ut etc., Cic.; goede afloop, geluk.
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
