1. eig., vroom, rechtschapen, deugdzaam, consciëntieus, vgl. pietas; subst., pii, de zaligen (in het elysium), Cic. | overdr., (van handelingen en toestanden) vroom, rechtmatig, pax, Cic., bellum, Liv.; subst., iustum piumque, recht en billijkheid, Ov.
2. teder, liefderijk, kinderlijk, absol., Ov., in alqm, Cic., adversus alqm, Liv. | overdr., testa, lieve, aardige, Hor., metus, tedere, Ov.
