1. eig., vet, vlezig, dik; subst., pingue, is, n. = het vet tussen het vlees, Verg. | (vooral van grond en bemesting) vet, rijk aan voedsel, vruchtbaar.
2. overdr., besmeerd, gezalfd. | dik (voor het gevoel), caelum (lucht), Cic. | (van het verstand enz.) = bot, plomp, onnozel, geesteloos. | (van de rede) = gezwollen, poëtae pingue quiddam sonantes, Cic. | (van toestanden) behaaglijk, ongestoord, somnus, Ov.