Woordenboek Nederlands -Latijn

Dr. J.F.L. Montijn (1949)

Gepubliceerd op 14-02-2022

Caelum

betekenis & definitie

I. i, n. beitel, graveerstift.

II. (coelum), i, n.

1. eig., hemel, de caelo tangi, Liv., of e caelo ici, Cic., door de bliksem getroffen worden, de caelo servare, de hemeltekenen waarnemen, Cic. | meton., horizon, hemelstreek, streek; lucht, atmosfeer, weersgesteldheid; hemel = zetel der onsterfelijke goden, vand. = onsterfelijkheid, caelo Musa beat, Hor.
2. overdr., hemel = toppunt van geluk, - van roem, collegam de caelo detrahere, van zijn roem beroven, Cic.

< >