Woordenboek Nederlands -Latijn

Dr. J.F.L. Montijn (1949)

Gepubliceerd op 14-02-2022

Mollĭo

betekenis & definitie

īvi en ĭi, ītum (4);

1. eig., beweeglijk -, buigzaam -, lenig maken, week maken, lanam trahendo en alleen lanam, van het spinnen, Ov., artus oleo, Liv., ferrum, Hor., herbas flammā, zacht koken, Ov. | (de grond) zacht -, los maken, omwoelen.
2. overdr., en wel in physiek opzicht: (een hoogte) minder steil maken, zacht laten aflopen, clivum (anfractibus modicis), Caes., de scherpte -, de ruwheid van iets wegnemen, verzachten, fructus feros colendo, Verg., vitia locorum, Iust. | in geestelijk en zedelijk opzicht week maken, vermurwen, alqm, Cic.; verwijfd maken, verwekelijken, alqm of alcs animum, Cic.; draaglijker maken, verzachten, verba usu, Cic., imperium, Liv.; tot bedaren brengen, bedwingen, alqm patientiā sua, Cic., animos eorum, Sall.

< >