(1); 1. wegen, afwegen; overwegen.
2. waterpas maken, nivelleren. | in evenwicht houden; zwaaien, slingeren, telum, Verg., se, vliegen (van bijen), Verg., cursum in aēre, van vogels, Ov., corpus in herba, zich in het gras neervleien, Ov., corpus in alas, vliegend verheffen, Ov. | zwevend houden, vela librantur ab aura, Ov.