Woordenboek Nederlands -Latijn

Dr. J.F.L. Montijn (1949)

Gepubliceerd op 14-02-2022

Iactātio

betekenis & definitie

ōnis, f.

1. actief, het heen en weer werpen, - bewegen, het schudden, schokken; in ’t bijz., gesticulatie. | overdr., het ophemelen (van iets), het pralen (met iets), virtutis, Curt., cultus, Tac.
2. passief en mediaal = het heen en weer geworpen worden, het zich heen en weer werpen, hevige schommeling. | overdr., opwekking, animorum, Cic.; wankelmoedigheid, animi, Liv.; bijval, popularis, Cic.; pocherij, snoeverij, alcs, Cic., verborum, grootspraak, Cic.