Woordenboek Nederlands -Latijn

Dr. J.F.L. Montijn (1949)

Gepubliceerd op 14-02-2022

Dēfendo

betekenis & definitie

fendi, fensum (3), wegstoten

I. verre houden, afhouden, afweren, tegenhouden, stuiten, nimios solis ardores, Cic., solstitium pecori, Verg., ignem a tectis Ov., crimen, een aanklacht weerleggen, zich of (van de advocaat) de beklaagde tegen een beschuldiging verdedigen, b.v. crimen istius coniurationis, Cic.

II. verdedigen, beschermen, handhaven, defendere se, en alleen defendere, zich weren, zich te weer stellen, tegenstand bieden, a. eig., in ‘t alg., alqm ab eo periculo, Cic., se suaque ab iis, Caes. | (door rede en geschrift een persoon of zijn zaak) verdedigen, in bescherming nemen; in ’t bijz., voor het gerecht, rem M. Tullii, P. Sullae causam, Cic., iustitiam, de rechtvaardigheid = de rechtvaardige, Cic., alqm de ambitu, Cic.; vand. praegn. = tot zijn verdediging (rechtvaardiging) zeggen, - aanvoeren, zich met dit of dat zoeken te rechtvaardigen, tu mihi ita defendas, Cic., quid enim defendit? Cic., id aliorum exemplorum se fecisse defendit, Cic.; (een bewering enz.) verdedigen, staande houden.

b. overdr., (een standpunt, plicht, rol) innemen, vervullen, commune officium censurae, Cic., alterum in acie cornu, onder zijn bevelen hebben, Curt.

< >