(het laatste in de klassieke taal slechts voor consonanten), coni. en daarbij, en ook, en. Het dient:
1. ter verbinding van enkele woorden, alius atque alius, nu deze, dan die, verscheidene, Liv., atque omnes, - omnia, en zo in het algemeen, Cic.; poët. atque . . . atque, zowel . . . als ook, Verg., Tib. Vooral: ter aanknoping van een gewichtiger gedachte = en veeleer, of veeleer, en vooral, en zelfs, en in het algemeen; evenzo atque adeo, Cic., atque etiam, en (of) zelfs ook, Cic. | bij vergelijkingen = als, dan, na aeque en dgl. en na aliter en dgl.; en na comparatieven, artius atque hedera procera astringitur ilex, Hor. | simul atque of ac, zodra als, Cic. | als toelichting of verbetering, ac non, ac non potius, en niet, en niet veeleer, Cic.
2. ter verbinding van gehele zinnen = en, en zo, en evenzo, vooral bij het begin van een vergelijking, aique ut . . . si, Cic., of ac velut . . . si, Verg., en evenals . . . indien enz. | ter verbinding van twee elkaar onmiddellijk opvolgende tijdstippen = en zo, en daar, en terstond daarop. | ter aanknoping van een gewichtiger gedachte = en zelfs, en vooral. | ter aanknoping van een adversatieve zin = evenwel, vand. dikwijls verbonden ac tamen, Cic. | ter inleiding van een tegenwerping, die iemd zich zelf maakt, atque aliquis dicat, nu kan iemd zeggen, Ter. | ter voortzetting van een redenering of verhaal = nu . . . wel is waar, of alleen = nu, en zo, alzo.