Woordenboek Nederlands -Latijn

Dr. J.F.L. Montijn (1949)

Gepubliceerd op 14-02-2022

Ăpollo

betekenis & definitie

ĭnis, m.

1. Apollo, zoon van Juppiter en Latona, broer van Diana, aan het hoofd staande der negen Muzen, alsmede van het orakel te Delphi, later als zonnegod vereerd.
2. overdr., = Baal, de zonnegod der Tyriërs.

Daarv. Apollĭnāris, e, tot A. behorende, hem gewijd, Apollinarisch, vand. Apollĭnāre, is, n. een aan A. gewijde plaats, het Apollinare; Apollĭnĕus, tot A. behorende, Apollinisch, van A. ; Apollĭnis prōmontōrĭum, een voorgebergte, ten N. van Utica, tegenover Sardinië.

< >