(1), groter maken, verwijden, uitbreiden, vermeerderen,
1. eig. (van ruimte) templum, Suet.; (van numerieke grootte, sterkte) vergroten, vermeerderen.
2. overdr., in ’t alg., honorem, Auct. bell. Hisp. | in ’t bijz., (door de wijze van uitdrukking) verheffen, meer doen uitkomen, verheerlijken; (als gerechtelijke term) tot een andere termijn verschuiven, verdagen (z. ample, amplius), hominem nefarium, diens zaak, Cic.