(wereldtaal) door de predikant Joh. Mart.
Schleyer bedachte naam voor een door hem in 1879 opgestelde, kunstmatige taal, bestemd om het onderling verkeer van mensen, behorende tot verschillende naties en die elkanders taal niet verstaan, mogelijk te maken. De grammatica van deze wereldtaal schijnt op het eerste gezicht zeer eenvoudig. Maar de talloze voor- en achtervoegsels ter vorming van wijzen, tijden en geslachten van het werkwoord en die voor de vorming van bijvoeglijke naamwoorden, superlatieven enz. maken het geheel toch zeer ingewikkeld en geven aanleiding tot vergissingen door hun overeenkomst. Bovendien gelijken de wortelwoorden, bijna 1300 in aantal, zeer weinig op die van de talen, waaraan zij zijn ontleend. Het V. is dan ook vrijwel door het Esperanto verdrongen.