Bij de zeevisserij gebruikt men:
1. ottertrawl, of schrobnet (zakvormige netten);
2. garnalenkor;
3. haringvleet of haringdrijfnet (reeks aan elkaar bevestigde netten);
4. beug, lijnen met geaasde hoeken;
5. kol, lijn van ca 100 m lengte met geaasde vishoek aan het eind.
Bij de kust- en binnenvisserij maakt men gebruik van
1. garnalenkor;
2. wonder-, kwak- en dwarskuil (kuilen zijn zakv. netten van voren wijd, van achteren nauw);
3. anker- of raamkuil;
4. sprotkuil;
5. raampalingfuik;
6. sleepnetten;
7. staande netten;
8. zegens;
9. drijfnetten of vlouwen;
10. fuiken;
11. korven;
12 werpnetten;
13. hengelwerktuigen;
14. steekvistuigen (harpoen);
15. hoek of vishoek enz.