lit. en cultuurhist. aanduiding voor wat in Eng. typerend is voor het tijdperk van koningin Victoria: nadruk op ingetogenheid en fatsoen, veel zelftevredenheid van de Britse geest (gevolg van econom. welvaart), enkele op het laatst overdreven uitwassen van schijnheiligheid en humorloosheid. Na W.O.
I herleefde sterk de interesse vnl. in de Victoriaanse poëzie (Tennyson, Trollope, Meredith).