Staatsvorm: republiek Staatshoofd: Kiemen t Gottwald (sedert 1948)
Oppervlakte: 127.891 km2 Bevolking; 12.165.000 inw.
Vlag: wit, rood, (horizontaal), met blauwe driekhoek bij de stok Hoofdstad: Praag (921.000 inw.)
Munteenheid: kroon (koruna)
Godsdienst: grotendeels R.K.
republiek in M. Europa, tussen Duitsland, Polen, Rusland, Hongarije en Oostenrijk. Opp. 127.891 km2, 12.165.000 inw. Het W. gedeelte van het land bestaat uit de bekkenlandschappen van Bohemen en Moravië, die worden gescheiden door de Boheems-Moravische hoogten, en omringd zijn door Middelgebergten. Het O. deel van het land, Slowakije, is een Karpatenlandschap, met als hoogste top de Gerlsdorfer Spits (2663 m) in de Hoge Tatra.
Het klimaat is continentaal (hete zomers, koude winters), in de bergen ruw en vochtig, in de bekkens droger en warmer. De gebergten zijn bosrijk, de bekkens hadden oorspr. een steppe-vegetatie.
De bevolking bestaat hoofdz. uit Tsjechen en Slowaken, verder zijn er Polen en Hongaren. Een tegenstelling bestaat tussen het hoogontwikkelde W. deel met zijn belangrijke industriegebieden en steden, en het agrarische Slowakije. De landbouw is zeer ontwikkeld en intensief. Voorn, producten zijn rogge, tarwe, haver, gerst, suikerbieten en hop. De houtwinning is belangrij k. De bodem bevat steenkool, ij zer, grafiet, zilver, koper, lood en steenzout.
De industrie is voorn. in de N. en W. randgebieden van Bohemen en Moravië ontwikkeld. Zij omvat industrie van agrarische producten, hout, lucifers, papier, ijzer en staal, machines, wagons, automobielen, metaalwaren, textiel, glas, aardewerk, chemicaliën. Na W.O. II werd een groot gedeelte van de industrie genationaliseerd. De belangrijkste uitvoerproducten zijn textiel- en metaalwaren.
Geschiedenis: T. bestond als zelfstandige staat niet vóór 1918, toen de Habsburgse monarchie, waartoe de Tsjechen en Slowaken behoorden, uiteenviel. Op 28 Oct. 1918 werd de Tsjechoslowaakse staat in het leven geroepen; eerste president werd Th. Masaryk. Van het begin af had T. te worstelen met het minderhedenprobleem: bijna 3 millioen Sudetenduitsers en vele Hongaren woonden in de nieuwe staat.
T. sloot de z.g. Kleine Entente met Roemenië en Joegoslavië; het zocht zijn veiligheid in nauwe aansluiting bij de Volkenbond. Nadat Duitsland Oostenrijk in 1938 overweldigd had, begonnen de Sudetenduitsers onder Henlein een aantal eisen te stellen, die de staatseenheid in gevaar brachten. Hitler ondersteunde deze verlangens en eiste tenslotte het overgaan van de Duits sprekende bevolking naar het Groot-Duitse Rijk, hetgeen hij bij het verdrag van München (29 Sept. 1938) verkreeg. Benesj, de president die Masaryk in 1936 was opgevolgd, verliet het land. In Maart 1939 verklaarde Slowakije zich onafhankelijk; enige dagen later bezetten Duitse troepen het gehele land. Juli 1940 vormde Benesj te Londen een Tsjechoslowaaks voorlopig Gouvernement. In T. zelf ontstond een krachtige ondergrondse oppositie; in 1942 werd de Duitse „Protector” Heydrich vermoord. Als weerwraak verwoestten de Duitsers het dorp Lidice; de bevolking ervan werd uitgemoord. 9 Mei 1945 werd T. bevrijd door het Russ. Rode Leger en Amerik. strijdkrachten. Benesj keerde terug; moest echter aftreden, nadat in Febr. 1948 de communisten onder Gottwald zich van de regering hadden meester gemaakt. Op 8 Juni 1948 werd een nieuwe grondwet afgekondigd.
Taal: De Tsjechische taal behoort met de haar verwante Slowaakse taal tot de groep der West-Slavische talen; gekenmerkt door ver-overwegende beklemtoning der beginlettergreep, duidelijke scheiding der vocaalkwantiteiten (lang en kort) en een (secundaire) „Umlaut”. De T. taal heeft 6, met de vocatief zelfs 7 naamvallen.