volgens de tegenwoordige nomenclatuur elk smeedbaar ijzer, dat uit een smeltproces verkregen wordt; staat in tegenstelling tot het gietijzer, dat niet smeedbaar is, en tot het welijzer, dat niet uit gesmolten ijzer gefabriceerd wordt en slechts nog zelden voorkomt. Voor de S.-bereiding moet het ruwijzer van de hoogoven* veredeld en gezuiverd worden, waarbij het ten slotte meer dan 96 % ijzer bevat.
Het verschil tussen de diverse gewone S.soorten wordt vnl. bepaald door het verschil in koolstofgehalte en geringe hoeveelheden van andere bestanddelen. Naar eigenschappen en wijze van bewerking van het ruwijzer onderscheidt men o.a. Thomas-, Bessemer-, Martin-S. en gelegeerde S.soorten, die hun bijzondere eigenschappen ontlenen aan hun gehalte aan andere metalen, zoals: chroom , chroomnikkel-, nikkel-, mangaan-S., enz.
