begint zodra het voedsel in de mond komt. Door het kauwen wordt het met speeksel vermengd.
De spijs gaat via de slokdarm naar de maag, waar er maagsap aan toegevoegd wordt, en blijft er enige uren. De maagportier laat steeds geringe hoeveelheden door naar de 12-vingerige darm. Hier wordt het spijsverteringsproces voortgezet door de gal en darmsappen. Door de peristaltische beweging van de darm wordt de spijs voortgestuwd. Speeksel, maagsap, gal en darmsappen maken de koolhydraten, eiwitten en vetten uit het voedsel geschikt voor opname in bloed en chylvaten. De onbruikbare stoffen verlaten via de endeldarm het lichaam.
