(Hebr., verhoring)
(1), zoon van Jakob en Lea (Gen. 29 : 33). De stam S. woonde in het uiterste Z. van Palestina (Joz. 19 : 1-9), nauw verbonden met Juda;
(2) een oude profeet in Jeruzalem, die in het kind Jezus de Christus herkende (Luc. 2 : 25-35).