mvd. Sevafim (van Hebr. saraf, branden, verbranden), gevleugelde vuurgeesten rondom Gods troon (vgl.
Jes. 6). In de Christelijke engelenleer werden de Serafim (Serafijnen) opgenomen als een der hoogste van de 9 koren der engelen. Hetzelfde woord is gebruikt voor de „vurige” (d.i. giftige) slangen, die in de woestijn Israël bedreigden (Num. 21 : 6-9).