In de Nederlandse arbeidswetgeving is zoveel mogelijk vastgehouden aan het beginsel, dat de Zondag tot rustdag voor de arbeider moet zijn bestemd. Aangezien dit beginsel niet overal kan worden doorgevoerd, heeft men er naar gestreefd om, indien die rustdag niet op Zondag kan vallen, de arbeiders althans zoveel mogelijk één rustdag in de week te verzekeren.
Ook voor de zelfstandige winkeliers heeft de wetgever in de Winkelsluitingswet naar Zondagsrust gestreefd. Behoudens enkele noodzakelijk geachte uitzonderingen geldt als regel, dat een winkel op Zondag (en op Christelijke feestdagen) gesloten moet zijn. Ter tegemoetkoming aan de Israëlieten en leden van andere kerkgenootschappen, die op Zaterdag geen arbeid verrichten, bevat zowel de Arbeidswet als de Winkelsluitingswet bepalingen, krachtens welke voor dezen een andere rustdagregeling geldt. Een afzonderlijke rustdagregeling is getroffen voor transportarbeiders te land (Besluit van 6 Juni 1929, Stbl. no. 306) en voor toonkunstenaars in bioscopen (Besluit van 4 Juli 1929, Stbl. no. 380).