stijl die zich sed. 10e eeuw uit de oud-Christ. stijl spec. in Bourgondië, Z.-Fr. en Boven-Ital., voorts in Rijnl. ontwikkelde. De kerkel. bouwkunst wijdde zich aan basilica-bouw en aan de meest slechts bij doop- en grafkerken toegepaste centraalbouw.
De Romaanse basilica vertoont een hoog middenschip met zijdelings bovenlicht, krachtige torenbouwsels en een uit talrijke kleiner wordende rondbogen op zuilen gevormde hoofdingang. Onder de bouwwerken heeft men ook kloosters, paleizen en burchten. Hoofdkenmerk van de R. is de ronde boog („Rondboogstijl”), voorts de zuiltjesgalerij, rondboogfries, roosvenster, dobbelsteen- en beeldenkapiteel, hoekblad aan de zuilvoet. In de eerste helft 13e eeuw werd de R. door de Gothische stijl verdreven; tegenw. vindt hij echter bij kerkbouw opnieuw gaarne toepassing (neoromaans).