Adrianus (1888), Ned. dichter van reeds klassiek geworden verzen, waarin de taal weder haar oorspronk. „bezwerende” macht krijgt; zij schilderen in zich herhalende symbolen de versmachtende ziel in een wereld, welker mensen zich hun herkomst en bestemming niet meer bewust zijn. Invloeden van Keltische sagen zijn bij R.
H., ook in zijn proza, bemerkbaar. Hoofdwerk: Een Winter aan Zee, (proza) Deirdre en de zonen van Usnach.Henriëtte, geb. van der Schalk (1869), Ned. dichteres, komt in verzen en versdrama’s van felbewogen geest, en van vaak zeer vrije, en jamberende vorm, met warme, onmiskenbaar vrouwelijke impuls op voor socialisme (een tijdlang voor communisme) ; vond, nadat zij zich uit de actieve politiek had teruggetrokken, steun in mystisch-relig. beschouwingen. Hoofdwerken: Opwaartsche Wegen, Het Feest der Gedachtenis', drama's: De Opstandelingen, Thomas More', voorts belangwekk. theor. gecshriften.
Richard N., (1868-1938), Ned. schilder en schrijver, dir. Academie te Amsterdam sedert 1926, voerde groot aantal monumentale schilderwerken uit, maakte theaterdécors, was glazenier. Schreef o.a. Overpeinzingen van een bramenzoeker.